Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7021

Datum uitspraak2008-07-02
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers249800/ FA RK 08-3303
Statusgepubliceerd


Indicatie

Relatieve bevoegdheid.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rekestnummer: 249800 / FA RK 08-3303 Kinderalimentatie Beschikking van 2 juli 2008 in de zaak van [verzoekster], wonende te [woonplaats], hierna te noemen de moeder, procureur mr. A.Y.M. Jansse, tegen [verweerder], wonende te [woonplaats], hierna te noemen de vader, procureur mr. J.M. van Noort. 1. Het verloop van de procedure De moeder heeft bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot wijziging van kinderalimentatie. Nadien heeft zij nog een stuk overgelegd. De vader heeft (bij brief van mr. Van Noort van 19 juni 2008, met als bijlage een brief van mr. N.D. Boijmans te Venlo van 17 juni 2008) de bevoegdheid van deze rechtbank betwist en tevens gevraagd om verlenging van de verweertermijn. Mr. Jansse heeft daarop namens de moeder gereageerd bij brief van 18 juni 2008. De verweertermijn is inmiddels (bij brief van de griffier van 23 juni 2008) verlengd tot 30 juli 2008. 2. De beoordeling Het verzoek heeft betrekking op een door de vader te betalen bijdrage voor de dochter van partijen [minderjarige], geboren op [geboortedatum]. De bevoegde rechter is daarom die van de woonplaats van [minderjarige] (artikel 265 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Aangezien alleen de moeder het gezag over haar heeft, volgt [minderjarige] de woonplaats van haar moeder (artikel 1:12 Burgerlijk Wetboek). De rechtbank Amsterdam is daarom bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Daaraan doet niet af dat de moeder uitdrukkelijk domicilie gekozen heeft te Zeist. Een dergelijke domiciliekeuze past niet in het systeem van de regeling van de relatieve bevoegdheid (met al dan niet ambtshalve verwijzing) in het wetboek. Ook doet niet ter zake dat de vader niet eerder bezwaar gemaakt heeft tegen behandeling door deze rechtbank. In een zaak als deze zou dat overigens hoe dan ook niet voldoende zijn: ingevolge artikel 270 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijft verwijzing in dit geval alleen achterwege wanneer beide partijen aangeven geen verwijzing te wensen. Hoewel niet duidelijk is welk belang de vader heeft bij verwijzing, zal de rechtbank daarom overeenkomstig de wettelijke regeling de zaak verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. 3. De beslissing De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen; verwijst de zaak in de stand waarin hij zich bevindt (dat wil zeggen: met een verweertermijn lopend tot 30 juli 2008) naar de rechtbank Amsterdam; draagt de griffier op om de stukken toe te zenden aan die rechtbank. Deze beschikking is gegeven door mr. E. Bongers, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. N.I. Ganzevoort, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2008.